Dit keer in het woordenboek, de eerste van een serie van drie ‘kerkhervormers’. John Wycliffe leefde, zijn portret verraadt dat al, een tijdje geleden. Om precies te zijn werd hij in 1330 in Hipswell, Yorkshire geboren.
Hij was in zijn leven professor in de theologie en wilde de wijsbegeerte, de diepere moraal, terugbrengen in de geschriften en leer van de kerk. Hij vond dat priesters een te grote rol opeisten. Ook wees hij de toenemende rijkdom van de aardse kerk af. Hij vond dat het instituut kerk geen invloed had op hoe en wie God zou uitverkiezen. De dienaren van God moesten zich niet met deze zaken inlaten. Ook was hij een fel tegenstander van de handel in aflaten en de poging van de kerken om zich boven de vorsten te plaatsen en zo macht uit te oefenen. Verder verwierp hij de doctrine van de transsubstantiatie, de leer die zegt dat tijdens de consecratie in de Eucharistieviering brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Jezus Christus en dat dit allen kan door een gewijde priester.
Dit werd zijn einde. Hij werd uit Oxford, waar hij professor was, verbannen en tijdens de synode van 1382 in Londen tot de doodstraf veroordeeld. Machtige vrienden verhinderden dit, maar hij overleed op 31 december 1384 op 54-jarige leeftijd in Lutterworth, Leicestershire.
Maar de arm van de kerk is lang. Tijdens het Concilie van Konstanz (1414-1418) werden de opvattingen van Wycliffe postuum nogmaals veroordeeld en zijn lichaam opgegraven om alsnog, ruim dertig jaar later, verbrand te worden.
Paul Spoormans