Deze keer is er een beetje vreemde vogel in het katholieke woordenboek. Ons onderwerp is een man die in 1207 op 30 september in Blach (nu gelegen in Afghanistan) is geboren. Hij ontwikkelt zich als filosoof, dichter en soefi-mysticus. Rumi trekt via Mekka naar Anatolië. Uiteindelijk vestigt hij zich in Konya (Turkije) waar hij overlijdt op 17 december 1273. Rumi leeft dus in de tijd van de kruistochten. Tijdens zijn leven vinden de vierde tot en met de negende kruistochten plaats.
Maar Rumi ontwikkelt zich in deze gespannen tijd tot een zeer geliefde man van God die verschillende geloven aan zich weet te binden. Hij filosofeert over de voordelen van verdraagzaamheid. In deze waarde, die de diverse geloofsstromingen bindt, is Rumi een verbinder bij uitstek tussen de verschillende geloven. Bij zijn dood strijden de joden, christenen en moslims van Konya om de eer hem naar zijn graf te mogen dragen.
Zijn graf in Konya is nog steeds bewaard en is een heilige plaats voor volgelingen. Ter inspiratie hierbij van Rumi het gedicht ‘De Herberg’.
De herberg
Dit mens-zijn is een soort herberg.
Elke ochtend weer nieuw bezoek.
Een vreugde, een depressie, een benauwdheid,
een flits van inzicht komt als een onverwachte gast.
Verwelkom ze; ontvang ze allemaal gastvrij
zelfs als er een menigte verdriet binnenstormt
die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat.
Behandel dan toch elke gast met eerbied.
Misschien komt hij de boel ontruimen
om plaats te maken voor extase….
De donkere gedachte, schaamte, het venijn,
ontmoet ze bij de voordeur met een brede grijns
en vraag ze om erbij te komen zitten.
Wees blij met iedereen die langskomt.
Paul Spoormans