Wij mogen ons verheugen over het feit dat we weer beschikken over een volledig pastoraal team, met de komst van een nieuwe priester. Waar komt die term vandaan? Een priester of priesteres is in de meeste religies een beambte die als leider of voorganger van cultische handelingen optreedt als bemiddelaar tussen haar godheid (of godheden) en de mensen. Het woord is via het Latijnse presbyter afgeleid van het Griekse: πρεσβύτερος; presbuteros dat ‘oude(re) man’ of ‘ouderling’ betekent. Priesters hebben bestaan sinds de vroegste periodes en in de meest eenvoudige gemeenschappen. Wanneer de landbouw meer begint op te leveren ontstaat de mogelijkheid tot sociale specialisatie; zo ontstaat - neemt men aan - ook ruimte voor ‘priesters’, ook in de vorm van sjamanen en medicijnmannen (m/v).
De Hebreeuwse term voor priester is כהן, kohen. In de wet van Mozes wordt vastgelegd wie de priesters mogen zijn (afstammelingen van Aäron). Het Nieuwe Testament bevat geen aanwijzingen dat er in het vroege christendom priesters waren. In de eerste kerk van Jeruzalem waren er ‘oudsten’ naar het model van de Israelieten. In de periode van Mozes vertegenwoordigden de oudsten het volk en werden (later) door God aangesteld als opzichters. In de kerken van Paulus werd de term gebruikt om hun functie aan te duiden, geen status. Deze priesterlijke functie wordt in die tijd ook door vrouwen vervuld.
In de loop van de tweede eeuw ontstaan ambten als bisschop en diaken. Nog later, als de kerkelijke hiërarchie meer en meer gestalte krijgt, komt de rol van priester terug zoals we die nu kennen. Dat betekent dat dan mensen priester worden na een speciale opleiding, wat in het begin niet zo was.
Paul Spoormans