Ben je leerling van Jezus, dan geloof je dat er iets is dat boven de tastbare werkelijkheid uitstijgt. Dat zeggen we wel eens: ‘Er is meer tussen hemel en aarde’. Paulus zegt het zo mooi in zijn eerste brief aan de Korintiërs: ‘Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen’. Vrienden van Jezus leven in het besef dat die hogere werkelijkheid bepalend is voor de werkelijkheid waar we alledag mee te maken hebben. En die hogere werkelijkheid noemen we … God.
God, in wie we geloven, is geen ‘wolk-van-niet-weten’, niet zomaar een neutrale grootheid die boven onze hoofden hangt en verder niets. Nee, we kunnen met Hem in contact treden en Hij treedt met ons in contact. Vraag je heel jonge kinderen wat bidden is, dan zeggen ze wel: Praten met God. En eigenlijk slaan ze daarmee de spijker op de kop, want… met God kun je communiceren.
Veel mensen zijn teleurgesteld in het gebed. ‘Zoveel heb ik gebeden, maar toch kreeg ik nooit wat ik van God vroeg’. En van pure boosheid zijn ze toen maar opgehouden met bidden. Het helpt immers toch niet. Maar … is bidden in eerste instantie wel iets aan God vragen? Ja, ik denk dat vragen erbij hoort. Jezus zegt zelf in het evangelie: ‘Vraagt en u zal gegeven worden; klopt en er zal u worden opengedaan’.
Op zoek naar de essentie van bidden, kom ik bij iets anders uit. Bidden is beleven dat er een relatie is tussen God en jou. En binnen die relatie vraag je, luister je, bedank je, ben je blij, maar uit je ook je boosheid en je frustratie. In die zin is de relatie tussen God en mens vergelijkbaar met een relatie tussen twee mensen. In zo’n relatie wordt ook bedankt, gevraagd, geluisterd, ruzie gemaakt en wat niet al.
In de evangeliën lees je dat Jezus zich regelmatig terugtrekt om alleen te zijn en te bidden. Uit dat gebed haalde hij de kracht voor het leven dat Hij leidde. In dat bidden ervoer Hij de verbondenheid met God. Vanuit die verbondenheid verkondigde Hij de komst van het Godsrijk. Vanuit die verbondenheid wist Hij mensen te genezen om ze weer deel te kunnen laten nemen aan de samenleving. Vanuit die verbondenheid durfde Hij uiteindelijk de beker van het lijden leeg te drinken.
Wanneer Jezus aan het kruis te sterven hangt, blijft Hij bidden. Zijn laatste woorden zijn een gebed: ‘God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten!’ Deze woorden hebben niets verhevens meer, het is een schreeuw van teleurstelling, eigenlijk één groot verwijt. Zo had Hij zich Zijn leven lang aan God vastgeklampt en nu dit van God en mens verlaten levenseinde. ‘God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’. Jezus’ laatste woorden zijn een open vraag, waarop Hij op het moment zelf geen antwoord krijgt. Zo zullen ook wij het wel vaak beleven, als we onze handen vouwen: een open vraag…, het antwoord komt niet op het moment zelf, maar veel later pas. En God geeft heel andere antwoorden, dan wij verwachten. Dat is nu eenmaal de ervaring van hen die bidden.