In Wenen vind je onder de kerk van de kapucijners de zgn. Kapuzinergruft. In deze grafkelder worden de Habsburgers, een vorstenhuis dat in Midden-Europa zo’n belangrijke rol heeft gespeeld, bijgezet. De uitvaart van een Habsburger is natuurlijk met meer pompa omgeven dan van gewone mensen, maar vooral de aankomst van het stoffelijk overschot bij de grafkelder is een opmerkelijke ceremonie. Staat de kist voor de ingang van de kelder, dan klopt de ceremoniemeester op de deur. Achter de gesloten deur staat een oude, morsige kapucijnerpater die vraagt: ‘Wie is daar?’ Vervolgens put de ceremoniemeester zich uit in het opsommen van de volledige titulatuur van de overledene. En hij is dan al gauw een kwartiertje bezig. Als dat eindelijk afgelopen is, zegt de pater botweg: ‘Ken ik niet’, en de deur blijft gesloten. Nogmaals klopt de ceremoniemeester op de deur en nogmaals vraagt de geestelijke: ‘Wie is daar?’ En dan antwoordt de ceremoniemeester: ‘Een arme zondaar’, en dan gaan de deuren open.
‘Zondaar’ – we willen het waarschijnlijk niet weten, maar we zijn het allemaal. We zijn kwetsbaar op allerhande gebied, maar ook moreel. We maken nogal eens uitglijders. Het goede moeten we doen en het kwade nalaten. Maar als we ons eigen leven nagaan, weten we dat we wel eens het goede nalaten en het kwade doen. De liefde laat nog wel eens verstek gaan en ons ‘ego’ zet zich op de voorgrond. De kern van de zonde is, denk ik, dat een mens God uit het oog verliest. En dan denken we even terug aan dat moment dat Adam en Eva aten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Toen ze dat deden, sloten ze God buiten en dachten ze zonder God beter af te zijn.
‘Zonde’ is niet alleen maar individueel. Er is ook gemeenschappelijke zonde. En daarmee wordt dan bedoeld een moreel slechte situatie waar velen een aandeel in hebben. Een voorbeeld hiervan is de goedkope kledingindustrie in Azië. In deze industrie werken velen voor een hongerloontje en dat doen ze bovendien vaak in gevaarlijke gebouwen. Wat het ons, West-Europeanen, oplevert, is goedkope kleding en dat is zeer aangenaam voor onze portemonnee. Waar we graag onze ogen voor sluiten, is dat we hiermee geld in onze knip houden over de ruggen van medemensen heen. Met andere woorden: aan onze rijkdom kleeft vaak nogal wat bloed van medemensen. Een ongemakkelijke waarheid, die maar moeilijk te weerleggen is.
Hoe moeten we ons opstellen tegenover de zonde? We moeten niet denken dat we de zonde kunnen elimineren, daarvoor is ze teveel een weeffout in onze werkelijkheid. De werkelijkheid waarin we leven, is nu eenmaal een gebroken werkelijkheid, en daarvan maken wij deel uit. Als we de zonde in onszelf en in de wereld koste wat kost willen elimineren, dan ontkennen we de werkelijkheid, zoals die nu eenmaal is. We zouden vervallen in zelfhaat.
Zijn we ons bewust van onze tekortkomingen, onze fouten en gebreken, dan volgt bijna automatisch dat we ons van God afhankelijk weten. Hij is het die onze voet recht zal moeten zetten. Hij is het die Zijn liefde in ons hart uit moet storten, zodat we vanuit die liefde kunnen gaan leven. Gelukkig reikt Hij ons de hand in de persoon van Jezus. Niet voor niets wordt Hij in het evangelie ‘Redder’ genoemd. Uiteindelijk kunnen we onszelf niet redden, daar zijn we ondertussen wel achter. Steeds weer vliegen we met onze eigenzinnigheid en eigenliefde uit de bocht ten koste van heel veel. Jezus trekt ons uit het moeras omhoog. Het is zaak ons blijvend aan Hem toe te vertrouwen.