Vanuit de stilte van mijn jaarlijkse retraite schrijf ik deze column over de vergeving van God, een onderwerp waar we van de ene kant gemakkelijk over denken, en van de andere kant moeilijk over doen. We denken er gemakkelijk over omdat we ervanuit gaan dat God onze zonden wel vergeeft. We doen er moeilijk over omdat we helemaal niet zo gemakkelijk tegen Hem zeggen wat we verkeerd hebben gedaan.
God zal onze zonden alleen vergeven – en kan onze zonden alleen vergeven – als wij werkelijk inzien wat we verkeerd gedaan hebben, daar werkelijk spijt van hebben en Hem om vergeving vragen. Zonder een besef van zonde botst Gods barmhartigheid op een obstakel dat wij zelf niet willen wegnemen. Dit kunnen wij gemakkelijk begrijpen als we het vergelijken met menselijke situaties. Ik kan een ander pas vergeven als die ander tegenover mij spijt betuigt en ik in mijn gekwetste gevoelens gekend ben. De harmonie wordt pas hersteld wanneer de kwestie wordt uitgepraat. Als het niet wordt uitgesproken en aanvaard blijft de afstand tussen de zondaar en de benadeelde bestaan.
Het gaat er ook om dat God ons serieus neemt; Hij bagatelliseert niet wat we doen en laten. Serieus genomen worden in het kwaad dat we hebben aangericht kan pijnlijk zijn, maar is uiteindelijk helend. Een beroep doen op Gods barmhartigheid betekent ook dat ikzelf mijn leven serieus neem, dat ik bereid ben verantwoording af te leggen en dat ik niet vermetel en bij voorbaat op Gods barmhartigheid vertrouw.
Soms krijgen we van iemand de suggestie dat we onszelf moeten vergeven. Dat is waar, maar niet helemaal. We moeten inderdaad onszelf aanvaarden zoals we zijn, ons karakter, onze geschiedenis, onze daden en gedachten. Juist dan kan het besef doordringen dat de vergeving van God moet komen en dat er een woord van de Andere Kant moet komen. Een priester kan in het sacrament van boete en verzoening zo’n woord van vergeving namens God uitspreken.
Ron van den Hout
bisschop van Groningen – Leeuwarden